K | E | N | D | E | N | A | T | U | U | R | © | Wim de Groot & Bart Bruyns |
| FloraBloemen op naam brengenBloemen kun je op naam brengen met een flora.Een flora is een boek waarin alle planten van een gebied staan. Hieronder zie je een stukje van zo'n flora. |
| Hiernaast zien je een plant die in de flora hierboven staat.
Om achter de naam te komen begin je bij vraag 1. Bij elke vraag heb je steeds 2 mogelijkheden: Bij vraag 1 heb je als mogelijkheden 5 bloemen of 1 bloem. De plant hier heeft maar 1 bloem. Dus ga je door naar vraag 3. Bij vraag 3 wordt gevraagd of de bloem wit of gespikkeld is. De bloem is gespikkeld, dus is dit de kievitsbloem. | ||
De onderdelen van een bloemEen flora snap je pas als je de delen van een bloem kent.Hieronder staan de onderdelen van een bloem getekend. De bloem hieronder is doormidden gesneden, en je kijkt naar één helft. De kroonbladen zijn geel gekleurd. De kelkbladen groen. De stamper blauw. De meeldraden rood. | |||
| Planten-familiesSommige planten behoren tot dezelfde familie.Net als bij mensen kan je dat zien doordat ze op elkaar lijken. Zoek op de tekeningen de planten die op elkaar lijken. Bereklauw lijkt op een schermbloem. Judaspenning lijkt op een kruisbloem. Dotterbloem lijkt op een boterbloem. | ||
PROEF: PLANTEN OP NAAM BRENGEN
Zoek ze in de flora op de volgende bladzijde op. Vraag je leerkracht of je op de goede naam bent gekomen. | |||
1. Kroonbladen geel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 2
óf: Kroonbladen anders van kleur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 4
| |||
|
2. Alle gewone bladen staan in een krans bij de grond . . . . . . . . . . PAARDEBLOEM
óf: Er staan ook bladen langs de stengel . . . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 3
| ||
3. Iedere bloem heeft 5 kelkbladen én de plant is groter dan 20 centimeter BOTERBLOEM
óf: De bloemen hebben niet meer dan 4 kelkbladen. Plant is kleiner . . . . SPEENKRUID
| |||
|
4. De bloemen staan als een paraplu op een groot scherm bij elkaar . . . . Ga naar 5
óf: De bloemen staan niet in een groot scherm . . . . . . . . . . . . . . . Ga naar 6
| ||
|
5. De bladen hebben veel kleine zij-blaadjes FLUITEKRUID
óf: Blad met 5 of meer blaadjes ZEVENBLAD
| ||
|
6. Bladeren staan tegenover elkaar langs de stengel ga naar 7
óf: Bladeren staan in hun eentje langs de stengel ga naar 10
| ||
7. Kroonbladeren zijn vergroeid tot een buis met lippen aan het eind ga naar 8
óf: Bloemen met 5 losse kroonbladen KOEKOEKSBLOEM
| |||
8. Bloemen rood of blauw ga naar 9
óf: Bloemen wit WITTE DOVENETEL
| |||
9. Bloemen blauw HONDSDRAF
óf: Bloemen rood of paarsrood PAARSE DOVENETEL
| |||
|
10. De vrucht is langwerpig en de kroonbladeren zijn roze PINKSTERBLOEM
óf: De vrucht is vooral breed en de kroonbladeren zijn wit HERDERSTASJE
|