K | E | N | D | E | N | A | T | U | U | R | © | Wim de Groot & Bart Bruyns |
BladerenFloraBomen kun je op naam brengen met een flora.Een flora is een boek waarin planten van een gebied staan. Hieronder zie je een stukje van zo'n flora. |
1 De bladeren zijn naald-vormig . . . . ga door naar 2 óf: De bladeren zijn plat . . . ga door naar 3 2 De naalden zitten 2 bij 2 bijeen . . dit is de DEN óf: De naalden zitten ieder apart . . . dit is de SPAR 3 De bladrand heeft tandjes . . . . . . ga door naar 4 óf: De bladrand is gaaf . . . . . . . dit is de EIK 4 De bladeren zijn dik en glanzend. . dit is de HULST óf: De bladeren zijn slap. . . . . . . . dit is de IEP |
In de flora hierboven staat links een tak met bladeren.
Bij vraag 1 kies je tussen naaldvormige óf platte bladeren. De plant hierboven heeft naaldvormige bladeren. Dus ga je door naar vraag 2 . Bij vraag 2 kun je kiezen tussen naalden 2 aan 2 òf alleen. De naalden zitten apart op de takken. Dus is dit de den. | |||||
Waar moet je op lettenOm de flora te gebruiken moet je een paar namen kennen.Schrijf bij de pijlen de juiste namen: Bladrand, bladsteel, bladvoet, bladtop.
PROEF: BLADEREN OP NAAM BRENGEN
Vraag je leerkracht om bladeren. Zoek ze in de flora hieronder op. Gebruik om lengtes te meten de lineaal die hieronder afgebeeld staat Vraag je leerkracht of je de goede naam hebt gevonden. | |||||
1. Blad tot 3 mm breed (naaldbomen) . . . . . . . . . . ga naar 2
óf:Bladen breder en platter (loofbomen) . . . . . . . . . ga naar 3
| |||||
naalden |
2. Naalden alleenstaand ( = Solo = Spar ) . . . . . . . dit is de SPAR
óf: Naalden twee bij elkaar ( = Duo = Den ) . . . . . . . de DEN
| ||||
3. Blad bestaat uit meerdere kleinere blaadjes . . . . Ga naar 4
óf: Blad uit één stuk . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ga naar 10
| |||||
|
4. Blad veer-vormig . . . . . . . . . . . . . . . . . Ga naar 6
óf: Blad hand-vormig . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ga naar 5
| ||||
5. Blad met 3 blaadjes . . . . . . . . . . . . . . . dit is de GOUDEN REGEN
óf: Blad met 5 of meer blaadjes . . . . . . . . . . . . PAARDEKASTANJE
| |||||
6. Blad met gezaagde rand . . . . . . . . . . . . . ga naar 7
óf: Blad met gave, gladde bladrand . . . . . . . . . . . ga naar 10
| |||||
7. Blad groot, meer dan 5 cm lang . . . . . . . . . ga naar 8
óf: Blad kleiner dan 5 cm lang . . . . . . . . . . . . ga naar 9
| |||||
8. Per blad 5 tot 7 blaadjes, tak van binnen wit . . VLIER
óf: Per blad meestal meer dan 7 blaadjes . . . . . . . . ES
| |||||
9. Plant met stekels of doorns . . . . . . . . . . . ROOS
óf: Plant zonder stekels of doorns . . . . . . . . . . . LIJSTERBES
| |||||
10. Onderkant van het blad wit met haren . . . . . ABEEL
óf: Onderkant van het blad groen . . . . . . . . . . . ga naar 11
| |||||
|
11. Bladrand met diepe inkepingen . . . . . . . . . ga naar 12
óf: Blad niet ingesneden . . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 17
| ||||
12. Blad met hooguit 5 zijpunten (als een "hand") . . ga naar 13
óf: Meer dan 5 zijpunten ("veer"-vormig) . . . . . . . . ga naar 15
| |||||
13. Blad kleiner dan 5 cm . . . . . . . . . . . . . MEIDOORN
óf: Blad groter dan 5 cm . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 14
| |||||
14. Bladsteel tot 2 cm lang . . . . . . . . . . . GELDERSE ROOS
óf: Bladsteel langer dan 2 cm . . . . . . . . . . . . ESDOORN
| |||||
lobben of punten |
15. Blad met spitse zijpunten . . . . . . . . . . AMERIKAANSE EIK
óf: Blad met stompe zijpunten ("lobben") . . . . . . ga naar 16
| ||||
16. Bladsteel tot 1 cm lang . . . . . . . . . . ZOMEREIK
óf: Bladsteel langer dan 1 cm . . . . . . . . . . . WINTEREIK
| |||||
17. Blad meer dan 5 keer zo lang als breed . . . WILG
óf: Blad minder dan 5 keer zo lang als breed . . . . ga naar 18
| |||||
18.Bladrand gaaf . . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 19
óf: Bladrand gezaagd of gestekeld . . . . . . . . . ga naar 23
| |||||
|
19.Nerven lopen door tot de bladrand . . . . . . ga naar 20
óf: Nerven stoppen vóór de bladrand . . . . . . . . ga naar 21
| ||||
20.Bladtop rond . . . . . . . . . . . . . . . . VUILBOOM
óf: Bladtop loopt spits toe, met een punt . . . . . BEUK
| |||||
21.Blad kleiner dan 4 cm, witte bessen . . . . . SNEEUWBES
óf: Blad langer dan 4 cm . . . . . . . . . . . . . . ga naar 22
| |||||
|
22.Bladvoet hartvormig . . . . . . . . . . . . . SERING
óf: Bladvoet niet hartvormig . . . . . . . . . . . . KORNOELJE
| ||||
23.Blad donkergroen, glimmend . . . . . . . . . HULST
óf: Blad niet glimmend donkergroen . . . . . . . . ga naar 24
| |||||
24.Bladsteel korter dan het blad zelf . . . . . ga naar 25
óf: Bladsteel langer dan het blad zelf . . . . . . POPULIER
| |||||
|
25.Bladvoet scheef maar niet hartvormig . . . IEP
óf: Bladvoet scheef én hartvormig . . . . . . . . LINDE
óf: Bladvoet anders . . . . . . . . . . . . . . . ga naar 26
| ||||
26.Onderaan het blad een driepuntige stekel . . BERBERIS
óf: Geen driepuntige stekels . . . . . . . . . . . ga naar 27
| |||||
27.Blad ongeveer rond van vorm . . . . . . . . ga naar 28
óf: Blad langer dan breed . . . . . . . . . . . . . ga naar 30
| |||||
28.Blad langer dan 5 cm . . . . . . . . . . . . ga naar 29
óf: Blad korter dan 5 cm . . . . . . . . . . . . . APPEL, PEER of PRUIM
| |||||
|
29.Bladtop ingekeept, blad glad . . . . . . . . ELS
óf: Bladtop met een puntje, zacht behaard . . . . . HAZELAAR
| ||||
|
30.Bladsteel met een paar kleine knobbeltjes . . KERS
óf: Bladsteel zonder knobbeltjes . . . . . . . . . . ga naar 31
| ||||
31.Blad meer dan 6 cm lang . . . . . . . . . . . HAAGBEUK
óf: Blad minder dan 6 cm lang . . . . . . . . . . . BERK
|